Beleidsregels Wmo gemeente Altena 2022
Eerste wijziging van de beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels Wmo Altena 2022)
Aan artikel 4.5.3 van de beleidsregels Wmo Altena 2022 wordt het volgende toegevoegd:
4.5.3.1 Financiële eigen kracht
In de verordening sociaal domein gemeente Altena 2022 is in artikel 5.3.2, lid 1 opgenomen:
“ De gemeente biedt de inwoner huishoudelijke ondersteuning als hij als gevolg van zijn beperking zijn woning niet schoon en leefbaar kan houden. Bij deze beoordeling worden ook de eigen financiële mogelijkheden van de inwoners om in deze hulpvraag te voorzien meegewogen. In dit geval wordt voor niet AOW-gerechtigden een inkomensgrens gehanteerd van 200% van het bruto wettelijk minimumloon en voor AOW-gerechtigden wordt een inkomensgrens gehanteerd van 150% van het bruto wettelijk minimumloon. Bij een inkomen boven deze grenzen is er sprake van eigen kracht”
Hieronder wordt aangegeven hoe verder invulling wordt gegeven aan dit artikel:
- 1.
Bij de beoordeling van de mogelijke financiële zelfredzaamheid worden bepaalde inkomensgrenzen gehanteerd die afgeleid zijn van het bruto wettelijk minimumloon. Het bruto wettelijk minimumloon bedraagt voor een persoon van 21 jaar of ouder € 1.684,80 per maand (2021).
Wanneer er sprake is van een gezinsinkomen hoger dan:
- a.
- b.
wordt in principe geen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden toegekend omdat er sprake is van financiële zelfredzaamheid waarbij men zelf in een oplossing kan voorzien.
Hiermee komt de grens van het jaarinkomen waarop in principe geen aanspraak meer bestaat op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden op € 40.435,20 (2021) voor niet AOW-gerechtigden en op € 30.326,40 (2021) voor AOW-gerechtigden.
De reden dat er twee inkomensgrenzen worden gehanteerd is omdat een niet AOW-gerechtigde aanzienlijk meer loonheffing van het bruto-inkomen dient af te dragen dan een AOW-gerechtigde en dus netto minder overhoudt. In het geval er sprake is van gezinssituatie waarbij een van de volwassen personen de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt de grens van 200% gehanteerd.
Voor bepaling van het inkomen wordt het verzamelinkomen gebruikt. Dat is het totaalinkomen uit de 3 boxen van de Belastingdienst:
Box 1. Inkomsten uit werk of een uitkering, en de eigen woning
Box 2. Inkomsten uit aandelen en dividenden
Box 3. Opbrengsten uit sparen en beleggen
Het inkomen van 2 jaar geleden wordt gebruikt, gerekend vanaf het moment van de melding. Indien er sinds het laatste jaarinkomen sprake is van een significante achteruitgang in het inkomen, kan dit reden zijn om van dit lager inkomen uit te gaan. De inwoner moet dit dan aantonen in het onderzoek. Indien er geen gegevens van de Belastingdienst bekend zijn, dient de inwoner op basis van andere stukken als jaaropgaven, of bankafschriften aan te tonen hoe hoog het inkomen is.
- 2.
Indien een inwoner behoefte heeft aan ondersteuning en aanspraak wil maken op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden dient hij medewerking te verlenen aan het onderzoek dat daaraan voorafgaat. De onderzoekverplichting is opgenomen in artikel 2.3.2, eerste lid Wmo 2015:
“Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.”
Vervolgens kent de Wmo 2015 een medewerkingsplicht en een inlichtingenplicht. Deze verplichtingen zijn opgenomen in artikel 2.3.8 van de Wmo 2015:
- ''1.
-
2.
De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij regeling van Onze Minister aan te wijzen administraties.
- 3.
De gemeente mag de financiële gegevens van een inwoner in het kader van de Wmo 2015 niet rechtstreeks bij de Belastingdienst opvragen omdat de gemeente daartoe niet wettelijk bevoegd is. Het tweede lid van artikel 2.3.8 is dus niet van toepassing. Om die reden moeten de financiële gegevens bij de inwoner opgevraagd worden. De documenten (zoals een jaaropgave of een aanslag inkomstenbelasting) worden ingezien, maar worden niet gekopieerd en opgeslagen in de gemeentelijke administratie.
- 3.
Indien er sprake is van een gezinsinkomen dat hoger is dan 150% dan wel 200% van het bruto wettelijk minimumloon dient nog steeds verder onderzocht te worden wat de omstandigheden van de inwoner zijn. Het sec afwijzen van een aanvraag op een te hoog inkomen is niet toegestaan.
In alle gevallen waarin een melding voor huishoudelijke ondersteuning wordt gedaan, dient er een volledig onderzoek plaats te vinden wat de omstandigheden zijn van de inwoner, welke mogelijke beperkingen er zijn en dit alles dient goed vastgelegd te worden. Wordt dit niet gedaan dan zal het besluit tot afwijzing van de maatwerkvoorziening vanwege een gebrekkige motivering in een juridische procedure (bezwaar of beroep) niet in stand blijven. Want de Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraken keer op keer het belang benadrukt van het doen van een zorgvuldig onderzoek, eventueel ondersteund door een deskundig advies en een goed onderbouwde motivering in de verslaglegging.
- 4.
Er zijn omstandigheden waarbij iemand een inkomen heeft dat hoger is dan 150% respectievelijk 200%van het bruto wettelijk minimumloon en dat er toch aanspraak kan zijn op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.
- -
- -
- -
- -
- -
Een mogelijk aanwezige hypotheekschuld van de woning waar ook feitelijk verbleven wordt telt hierin niet mee, aangezien de betaling van de rente en aflossing in dat geval tot de reguliere woonlasten behoort.